We zijn zeven maanden op reis. Dat vieren we met een klein biertje middenin het regenwoud. Tussen de dodelijke slangen (sorry mam) en de enorme insecten. Het lijkt serieus alsof ze alle insecten hier in een vergrootmachine gestopt hebben. Torren en mieren zo groot als hamsters! Maar ook bomen zo hoog als flatgebouwen en grotten waarin die bomen op schattige Bonsai-boompjes lijken. Vreemde plek is het!

In één van die grotten leven een paar miljoen vleermuizen. Die hangen de hele dag ondersteboven, op een paar honderd meter hoogte een beetje te chillen en te poepen, terwijl toeristen, met hun mond open van verbazing, door de grot worden geleid. Als die vleermuizen honger krijgen, ergens in de avond, verlaten ze de grot om te gaan jagen. Dat is nogal een spektakel om te zien. Het gaat namelijk in groepen van een paar duizend tegelijk. Ze cirkelen voor de grot totdat de groep compleet is en dan vliegen ze samen weg als een soort enorme worm die door de lucht kronkelt. Een beetje zoals de drones tijdens de opening van de Olympische Winterspelen, maar dan een uur lang! De ‘bat exodus’ noemen ze dat.

Na de tour door de grotten en het aanschouwen van de bat exodus, besloten we de volgende dag zelf door het regenwoud te gaan lopen. Een route van 8 km, waar we 3 tot 4 uur over zouden moeten doen. Wellicht hadden we iets langer moeten kijken naar alles wat we onderweg tegenkwamen, want wij waren na 2,5 uur al terug. Er zitten giftige slangen in dat regenwoud! Daarbij zie je onderweg toch vooral bomen, insecten en vogelaars in kakikleurige afritsbroeken. Er staan prachtige bomen tussen hoor, maar echt ontspannen wandelen is het niet. Blijkbaar hou ik toch meer van het spotten van schattig ogende wilde dieren.

Zoals in het Bako National Park vorig weekend. Daar leven neusapen. Die noemen ze hier “Monyet Belanda” Nederlandse aap. Door hun grote neuzen en dikke buiken. Een extra reden waarom ik ze hoop te zien. We komen met de boot aan bij het park. Ik ben nog niet uitgestapt of onze kapitein roept al “You are lucky! Look!” – en hij wijst naar het water. Een krokodil? Nee! Een zwemmende neusaap! Het dier klimt snel in een boom en begint op een stuk fruit te kauwen. Hij zit best hoog en achter de blaadjes, dus het is moeilijk om een goede foto te maken. Na een half uur besluiten we door te lopen naar het registratiekantoor. De man achter de balie raadt ons drie routes aan voor die dag. 3, 5 & 6. We lopen richting het beginpunt van route 3 en spotten voordat we daar aankomen al een groep “Silver leaf monkeys” met één oranje baby-aap. Die baby blijft maar drie maanden oranje, zodat de groep die kleine rebel goed in de gaten kan houden. Dit is onze geluksdag! We hebben al twee soorten apen gezien voordat we überhaupt aan de route zijn begonnen.

We starten route 3. Een extreem mooie route van 900 meter naar een prachtig verlaten strandje. Ik voel me ineens een soort (levende versie van) Steve Irwin. Bij ieder geluidje sta ik stil, spits ik mijn oren en kijk ik geconcentreerd naar iedere vorm van beweging. Een paar minuten later blijkt dan dat ik een groep soortgenoten gespot heb, die luid kwebbelend door het park banjeren. Scherp hoor! Ook tijdens route 5 en 6 spotten we niet meer dan tourgroepjes en insecten, maar we lopen wel over prachtige paden vol boomwortels, rotsen, stranden en langs mooie uitzichtpunten. Op het laatste strandje zien we een grote varaan en een groep bijdehante makaken.

Vanaf het strand pakken we een bootje terug naar de ingang. Nu blijkt de beste kapitein ook de lokale Freek Vonk te zijn. “Look! Jellyfish!” En hij pakt een van de grootste kwallen die ik ooit heb gezien en laat hem trots aan ons zien. “It’s jellyfish season!” Hij vertelt nog iets over de rotsblokken in het water, die allemaal ergens op lijken en zet ons dan af bij de ingang. Daar staan mensen naar een boom te kijken. Mijn innerlijke Steve Irwin maakt een sprongetje. Dat betekent vast dat er iets in die boom zit! (No shit, Sherlock!) Neusapen! Een mannetje en een vrouwtje. Het vrouwtje lijkt met haar spitse neus een beetje op tante Sidonia uit Suske en Wiske. Super grappig! Ik sta uitgebreid foto’s te maken, wanneer een van de guides mij bij zich roept. “Do you see a snake?” – “No, I don’t… SHOULD I see a snake?” Ik kijk naar de struik waar hij naartoe wijst en dan zie ik hem. Een grote groene opgerolde slang. Brrr… “There is another one in this bush. Come with me, but be carefull!” Terwijl ik foto’s stond te maken van die schattige neusapen, zaten er dus gewoon twee hele giftige slangen op nog geen meter afstand. Daar schrikt zelfs mijn inner-Steve een beetje van.

De volgende dag gaan we naar Semenggoh Nature Reserve op zoek naar de Orang-oetan. Of eigenlijk hopen we vooral dat ze honger hebben en even komen buurten tijdens voedertijd. Er leven in dit park namelijk dertig semi-wilde orang-oetans, die ooit in gevangenschap leefden en getraind zijn om in het wild te overleven. Ze zijn zo goed getraind dat ze voedertijd soms helemaal niet nodig hebben. Wij hebben geluk want er komen drie orang-oetans, waaronder één baby, langs voor een paar bananen en een kokosnoot!

Na Kuching reizen we door naar Miri. Daar werken we een dag in een koffiebar en verder is daar ook niet super veel te beleven, dus reizen we een dag later al verder naar Mulu National Park. Op 9 mei. De dag dat Maleisië gaat stemmen. En als Maleisië gaat stemmen, dan gaan ze blijkbaar niet met een vliegtuig naar Mulu National Park. We hadden namelijk een (bijna) privé vlucht. Maar liefst acht passagiers. Beste vlucht ooit! Helaas duurde het maar 30 minuten…