Fraser Island here we come… nou bijna dan. Er staat nog een monteur aan onze accu te sleutelen, ik ben nog niet klaar met inpakken, het huis moet nog schoongemaakt worden en Cassie komt nog even buurten voor een bakkie troost en een portie uitzwaaien. Een beetje overdreven voor een paar dagen Fraser Island? Misschien wel. Maar er is een “kleine” wijziging in onze plannetjes. We rijden na Fraser Island direct door naar Alice Springs. Niet omdat dat zo lekker op de route ligt, maar omdat we een week met Hans & Marlies door de outback gaan reizen. Dit is dus meteen onze laatste dag in Brisbane. Een pietsie later dan gepland is alles en iedereen klaar voor vertrek. Het lukt me na een potje professioneel bagage-Tetris net om een plekje vrij te maken waar Willemieke precies in past. Hoppa! Deur dicht, muziek aan, nog even zwaaien naar Cassie en met piepende bandjes richting Fraser Island.

We zijn Brisbane nog niet uit of de eerste mueslirepen zijn al achter de kiezen. Kijk, dan weet je dat het een goede road trip is. Er wordt nog een korte pitstop gemaakt bij de IKEA voor de allerlaatste finishing touch aan onze compacte 4×4 camper. “Dan kunnen we ook wel even lunchen. Oh, en we moeten nog tanken. Huh? Is het nu nog vier uur rijden? Google Maps zei drie uur totaal!” Voor we het weten heeft de zon zijn ondergang ingezet en kamperen wij die avond niet op Fraser Island, maar in het bruisende kustplaatsje Harvey Bay. “Harvey Bay is echt de saaiste plek waar ik geweest ben tijdens mijn reis” – aldus Willemieke, die hier dus al eerder een nacht heeft doorgebracht. Gelukkig blijkt er gewoon een bottle shop te zijn, dus een uur later zitten we op onze klapstoeltjes aan onze kampeertafel, in het romantische kaarslicht van de flikkerende waxinelichtjes, onder een heldere sterrenhemel wijn te drinken uit onze campingmokken.

De wekker gaat om 5:15 uur. Normaal gesproken krijg je mij op dat tijdstip zelfs met een fanfare niet wakker, maar vandaag heb ik er zin in. Bed uit, koffie zetten, ontbijtje maken, tanden poetsen en rijden. Wij gaan die boot van 6:15 uur halen! En dat was ons zeker gelukt als die boot niet al vol had gezeten. De volgende gaat om 8:30 uur. Heb ik mooi nog even de tijd om te vertellen dat we onderweg naar de haven kangoeroes gezien hebben! Eindelijk! Nu zijn we écht in Australië! Om 8:45 is de boot er klaar voor. De kapitein roept nog een keer theatraal “All aboooooard!” over de luidsprekers en dan gaan we. Fraser Island here we come! Een kleine 50 minuten later rijden we het eiland op. Het is toch wel een beetje spannend. Kan onze bolide dit landschap aan? Komen we niet vast te zitten? Gelukkig lijkt onze stoere Prado er geen enkel probleem mee te hebben. Zonder problemen rijden we over de mulle zandwegen vol kuilen en bulten. Dwars door de jungle, naar het helderblauwe meer met het witte zand, naar het enorme strand en door kleine riviertjes. No worries mate! Het is vooral één grote speeltuin voor volwassenen. Geen kids op skelters, maar volwassen mannen en vrouwen in grote four wheel drive terreinwagens. Het voelt ook echt heel stoer om daar rond te rijden. Achter het stuur waan ik me een soort Lara Croft die allerlei hindernissen moet trotseren. Na een nachtje kamperen op het eiland mogen we de volgende ochtend nog een flink stuk over het strand crossen. Dan pakken we de boot naar rainbow beach en is het alweer tijd om Willemieke uit te zwaaien. Zij gaat nog een paar dagen terug naar Brisbane en wij beginnen aan onze vijfdaagse road trip naar Alice Springs.

Extra water, extra brandstof, sleepkabel, jumpstarter, genoeg eten en de beste playlists. Wij zijn er klaar voor! Op naar de outback! “Uhh schat… kun jij de dichtstbijzijnde garage Googelen? De auto stuurt niet lekker. Ik denk dat er iets met de ophanging is.” – zegt Niels met lichte paniek in zijn ogen. “Het is vast zand of zeewater of zo. Laten we hem even door de wasstraat halen en dan is het vast opgelost!” – probeer ik hem (en mezelf) gerust te stellen. We spuiten de auto grondig schoon met een hogedrukspuit, maar dat lost het probleem niet op. Met knikkende knietjes door naar de garage dus. Monteur één maakt een testrit, weet het niet zeker en vraagt zijn senior monteur om mee te kijken. Beide mannen maken nog een testrit en laten ons in spanning bij de garage achter, driftig hopend dat het geen groot, tijdrovend en duur probleem is. Ze komen terug met een grote grijns op hun gezicht. “It was still in four wheel drive guys. You are good to go!” Waaaaaaaaah!! Oké, dat was misschien een beetje dom, maar ik ben zo opgelucht dat ik alleen maar kan lachen. “Thank you! Thank you! Thank you! You made my day!”

De road trip kan eindelijk écht beginnen. Nu zou het natuurlijk heel leuk zijn voor het verhaal als er allemaal spannende dingen zouden gebeuren, maar eigenlijk verloopt onze reis extreem soepel. We rijden iedere dag ongeveer 600 km, kamperen op hele chille (gratis) campings in the middle of nowhere, zetten koffie met ons campingkookstelletje, zingen mee met de foute roadtrip playlist en verbazen ons over hoe groot en uitgestrekt Australië is. We rijden honderden kilometers zonder dorpen of überhaupt huizen tegen te komen. Af en toe is er ergens ineens een hek met een brievenbus ernaast. Daar is dan een boerderij of zo. Onze navigatie roept dingen als “Sla over 570 km linksaf” en herhaalt dat iedere tien kilometer.

Na drie dagen rijden pakken we de beruchte plenty highway. Een dirt road met extreem veel puntige steentjes, kuilen en bull dust (rood stoffig zand). We zijn gewaarschuwd dat er veel banden sneuvelen op deze weg en dat er amper andere auto’s rijden, maar het alternatief is twee dagen omrijden. Daarbij zijn wij niet vies van een beetje avontuur! De weg is inderdaad niet best. We rijden met enige regelmaat in de berm, omdat dat soepeler rijdt dan de weg zelf. De hele route is een kerkhof van kapotte autobanden, we komen in totaal drie auto’s tegen en we hebben geen bereik op onze telefoons. Letterlijk the middle of nowhere! De tweede dag op deze dirt road zie ik ineens een fietser. In eerste instantie denk ik dat ik hallucineer, maar het is écht zo! Een oude hippie met lang grijs haar en een baard fietst ons tegemoet. We praten even met de beste man en hij blijkt al 40 dagen onderweg te zijn en is nu ongeveer op de helft. Wauw! Hij vertelt ons welke lokale bezienswaardigheden de moeite waard zijn, drukt ons op het hart om in het moment te leven, niet te hard te rijden op de plenty highway “twenty is plenty”, draagt nog een stukje poëzie voor en fietst dan vrolijk verder. We zijn er even stil van. Zo voelt het ineens toch een stuk minder stoer om met je terreinwagen over de plenty highway te rijden. 😉

We bereiken Alice Springs na vijf dagen (2600 km) road trippen zonder kleerscheuren of lekke banden. Yeeehaa! De volgende dag komen Hans & Marlies aan en dan begint ons avontuur met z’n viertjes. De eerste dag doen we boodschappen voor de road trip, we gaan heerlijk uit eten en slapen in een luxe bungalow. Na een week in de auto kamperen is het super fijn om even iets meer dan vijftig centimeter ruimte boven je bed te hebben. 😉 Onze auto blijft en weekje op het park logeren terwijl wij met Hans en Marlies, in hun enorme huurauto, vijf dagen lang de MacDonnell Ranges en omgeving verkennen. Hans heeft alles tot in de puntjes geregeld. Voor iedere dag heeft hij verschillende wandelingen, picknickplaatsen en andere leuke plekken uitgezocht. We lopen door indrukwekkende gorges, grillen tomaten op een openbare barbecue met bergzicht, bezoeken een kamelenfarm en zwemmen in een poel tussen de bergen. Een Duits-Australische toeriste vertelt ons dat er aan de andere kant van de klif paarse bergen te zien zijn. Je moet alleen door het koude water tussen de klif doorzwemmen en klauteren. Dat laten de mannen zich geen tweede keer zeggen. “Kom je Niels?!” roept Hans enthousiast. Ze springen het water in en zwemmen al watertrappelend richting de klif. Marlies en ik blijven op de kant en genieten van dit absurdistische waterballet. Uiteindelijk glijdt Niels uit en besluiten de mannen hun missie, om veiligheidsredenen, te staken. Mijn nieuwsgierigheid had me op dat punt al tot mijn middel in het water gekregen, dus ik besloot (na lang gepiep over het koude water) ook maar even een rondje te gaan zwemmen.

Vooral de wandelingen bij Ayers rock en Kata Tjuta zijn extreem indrukwekkend. Die rotsen zijn zo ontzettend mooi en groot, dat je jezelf ineens heel klein kunt voelen. We spotten tijdens onze trip ook veel dieren. Een rock walabi, een kudde wilde kamelen, veel koeien, paarden en … vliegen. The red centre zou het paradijs zijn zonder die irritante vliegende monsters. Op één of andere manier vinden Australische vliegen het uiterst aantrekkelijk om je neus, oren, ogen of mond in te vliegen. Er lopen dan ook veel mensen rond met een net over hun hoofd. Wij niet natuurlijk! We wapperen ze wel weg dachten we. Een beslissing waar we achteraf misschien wel een piepklein beetje spijt van hadden. Ondanks de vliegende monsters hebben we een super leuke tijd gehad in de outback met Hans & Marlies. De dagen zijn voorbij gevlogen. Binnen de kortste keren stonden we ze alweer uit te zwaaien. De stoere avonturiers vliegen door naar Adelaide en rijden vanuit daar richting Melbourne. Wij kamperen nog een nachtje in Alice Springs en rijden dan door naar Darwin. “Tot over een half jaar!”